Bovenstaand gedicht schreef ik zelf voor die plechtigheid, ter ere van mijn vrienden Patrick en Putje, die op straat gestorven zijn voordat ik terug in Brussel arriveerde.
Uw vriend Jean Peeters vond het niet echt opportuun dat we deze gedichten voorlazen in de grote zaal, ik heb geweigerd om het elders te gaan doen. De familie van de overledenen kan me geen bal schelen, toen die mensen nog leefden waren zij ook nergens te bespeuren, vermoedelijk.
Het zou hetzelfde zijn als ik herdacht zou worden als straatdode, en mijn ouders en mijn zuster zouden dan in de kerk zitten, wat een hypocrisie. Nu dat ik nog leef wordt er ook niks voor me gedaan. Integendeel, ik word in toenemende mate met mijn rug tegen de muur gezet. En dan klaagt men maar over toenemend extremisme.
Bokkerijder.