Armoede in Nederland groeit sterk
(De Volkskrant, dinsdag 29 november 2005.)
Van onze verslaggever Jeroen Trommelen
AMSTERDAM - De armoede in Nederland groeit sterk. Sinds 2001 zijn er honderdduizend huishoudens bijgekomen met een laag inkomen. In totaal heeft 10,5 procent van de Nederlandse huishoudens (680 duizend) in 2005 een laag inkomen. De onderzoekers die dit hebben berekend, beschouwen 850 euro netto per maand voor een alleenstaande en 1595 euro voor een gezin met twee kinderen als een laag inkomen.
Dit stellen het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in de Armoedemonitor 2005, die vandaag wordt gepubliceerd.
Armoede treft steeds meer gezinnen met kinderen, blijkt uit de monitor. Een op de acht Nederlandse kinderen groeit op in een gezin met een laag inkomen. Het gaat in totaal om 430 duizend kinderen onder de 18 jaar.
Niet-westerse allochtone Nederlanders hebben van oudsher vaker een laag inkomen dan andere Nederlanders. Hoewel de verschillen kleiner worden, is het aandeel lage inkomens bij Turken, Marokkanen en Antillianen nog steeds vier keer zo hoog. Veel zelfstandig werkende allochtonen, zoals kleine winkeliers, hebben een laag tot zeer laag inkomen.
Stijgende werkloosheid speelt bij de toegenomen armoede een bescheiden rol, blijkt uit de cijfers. Want een toenemend aantal huishoudens met een laag inkomen werkt. Van de 64 duizend huishoudens met een laag inkomen die er tussen 2001 en 2003 zijn bijgekomen, behoren 47 duizend tot de nieuwe `werkende armen´.
Ongeveer een kwart miljoen huishoudens zit in een `armoedeval´. In theorie is het voor hen minder interessant om (meer) te gaan werken, omdat ze dan minder compenserende maatregelen zoals huursubsidie krijgen.
In de praktijk blijkt niet dat mensen hierdoor minder solliciteren, minder vaak betaald werk aanvaarden of hun arbeidsuren minder uitbreiden, aldus de onderzoekers.
De financiële positie van ouderen in Nederland wordt gunstiger, constateert de Armoedemonitor. Onder 65-plussers zijn steeds minder huishoudens met een laag inkomen. In 2003 was hun aandeel gedaald tot 6 procent. Dat is eenderde minder dan bij de rest van de bevolking.